Tuinkunstenaars van weleer inspireren

Gepubliceerd op 26 november 2025 om 20:53

Het is een bont palet van bekende en minder bekende tuinarchitecten dat zich ruim een eeuw geleden verenigde onder de noemer tuinkunstenaar. Het is dat gezelschap dat het vakgebied van de landschapsarchitectuur op de kaart zet en veel van het Nederland tussen 1890 en 1950 vormgeeft. Hun nalatenschap is nog altijd een grote inspiratiebron voor de nieuwe generatie landschapsarchitecten. Zo blijkt uit de reflecties van Young NVTL-leden op de biografieën in de uitgave Een vereniging van tuinkunstenaars – Grondleggers van de tuin- en landschapsarchitectuur in Nederland.

 

Van links naar rechts: Young NVTL-leden Coen Pronk, Stijn van Kampen, Cor Simon, Saskia Bottenberg, Jan Houweling. Zittend: Stijn van de Ven.
Niet op de foto: Lotte Oppenhuis en Daniel Barrero.

Serie in samenwerking met Young NVTL

Acht leden van Young NVTL bespreken acht tuinkunstenaars. Sommige zijn hen reeds bekend, andere nog volkomen vreemd, maar allemaal blijken ze een bron van inspiratie te zijn. Hun visies en manier van werken passen verrassend goed bij de ontwerpers van nu. Elke donderdag (met uitzondering van 25 december 2025 en 1 januari 2026) publiceren we een nieuwe reflectie in deze blog.
De nieuwste staat bovenaan.


Aflevering 2: Leonard Springer

door de ogen van Cor Simon: werkzaam als zelfstandig tuin- en landschapsontwerper en docent tuinarchitectuur en tekenen bij OntwerpAcademie.

Weinig mensen zijn zo invloedrijk geweest voor de tuinarchitectuur als Leonard Anthony Springer. Er zijn wel 1100 (!) schetsen en ontwerptekeningen van zijn hand bekend. Veel van zijn creaties leven nog steeds, zoals bij Paleis Noordeinde in Den Haag, het Arboretum de Dreijen in Wageningen en het Oosterpark in Amsterdam.
Toen ik het Oosterpark bestudeerde, raakte ik gefascineerd. Die vloeiende paden, zichtassen, boomgroepen, vijvers en de groene omlijsting doen de stad even verdwijnen. Later paste hij ook de eclectische stijl toe, een mengvorm van bijvoorbeeld de Engelse landschapsstijl en Franse neobarokstijl, organisch én geometrisch.

Omdat tuinarchitectuur voor 1900 nog nauwelijks bestond in Nederland, leerde Springer het vak vooral door zelfstudie van architectuurgeschiedenis en buitenlandse tuinen en parken. Zijn vader was schilder en dat zie je. Zijn ontwerpen zijn kunstzinnige aquarellen, met in 3D getekende bomen. Daardoor wordt de ruimtelijkheid direct zichtbaar. Daar kan Photoshop nauwelijks tegenop!

Springer kon wel principieel en driftig van karakter zijn. Hij keerde zich fel tegen het samengaan van tuinkunst en tuinbouw, volgens hem moest de ontwerpvrijheid heilig blijven. Toch kan samenwerking vruchtbaar zijn. Ik organiseerde ooit voor Young NVTL een workshop met kwekers Cor Bras en Cor van Gelderen. Het was een dag vol wederzijdse inspiratie, van kennis over planten en de creativiteit van ontwerpen.

Naast zijn ontwerpen schreef Springer talloze artikelen en stond hij aan de wieg voor de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT). In 1925 werd Springer op zeventigjarige leeftijd geridderd tot de Orde van Oranje-Nassau. Een terechte eer voor de man die ervoor heeft gezorgd dat je lekker met je boterham kan genieten in het romantisch groen.

Leonard Anthony Springer (1855–1940) wordt beschouwd als de nestor van de Nederlandse tuinkunst. Hij staat aan de basis van grote ontwikkelingen binnen het vakgebied. Hij is dendroloog, bosbouwer en tuinarchitect en de eerste leraar van de nieuwe tuinkunstopleiding in Wageningen.

Enkele van zijn ontwerpen kun je nog bezoeken.
Tuin bij Paleis Noordeinde in Den Haag, arboretum De Dreijen in Wageningen en het Oosterpark in Amsterdam.


Aflevering 1: Hugo Poortman

door de ogen van Saskia Bottenberg: werkzaam als beplantingsspecialist en landschapsontwerper bij Copijn landschapsarchitecten.

Hij is de eerste die me opvalt in het gezelschap van de tuinkunstenaars, met die zo kenmerkende snor. Daarna in zijn biografie als parkarchitect en leerling van Édouard André, de gemengde stijl die zijn werk typeert: ‘le style mixte’. Hij weet een combinatie te maken tussen geometrische en natuurlijke lijnen. Wat me bij blijft is zijn nauwgezette vakmanschap, de gedrevenheid en passie die spreken uit de teksten en citaten in het boek. ‘Symmetrische bloemperken, een orangerie met tropische planten, een moestuin en het prachtige rosarium verraden de inbreng van de mens. Maar daarnaast laten we de natuur vrij. Beplant met bomen die van ver komen, alleen voor ons genot.’

Landgoederen en buitenplaatsen als landgoed Middachten, de kasteeltuinen van buitenplaats Amerongen en landgoed Zuylestein zijn van zijn hand. Plekken die grote indruk op me hebben gemaakt en die ik tijdens de beginjaren van mijn studie leerde kennen.

Hij inspireert mij omdat zijn liefde voor het vak spreekt uit zijn hand en levensloop. Zijn verfijnde tekeningen en schetsen met parterres en bloemperken tonen een enorme discipline en oog voor detail. Dat hij op botanische expeditie gaat naar Ecuador en de bijzondere Zuid-Amerikaanse plantencollectie uiteindelijk verloren gaat, vind ik fascinerend.

Ik lees over een voorganger met lef, ondanks dat hij ook periodes kent van twijfel. Dat hij zichzelf parkarchitect noemt, vind ik een slimme keuze omdat hij zich daarmee onderscheidt. Er ligt een schoonheid en doordachte detaillering verborgen in zijn tekeningen en stijl. Ik had graag een dag met hem gewerkt in zijn atelier aan een van die prachtige landgoederen.

Hugo Poortman (1858–1953) ooit begonnen als hulp bij de vermaarde Franse tuin- en landschapsarchitect Edouard André, wordt een toonaangevende figuur bij het ontwerp en de reconstructie van vele parken en landgoederen. Vooral in Oost-Nederland is hij een initiatiefrijk bestuurder.

Enkele van zijn ontwerpen kun je nog bezoeken.
Landgoed Middachten, de kasteeltuinen van buitenplaats Amerongen, landgoed Zuylestein en landgoed Weldam.